Slimme technologie maakt het leven bij zorginstellingen een stuk gemakkelijker. Alleen bij de gebouwautomatisering van zo’n instelling moet niet worden begonnen met nadenken over techniek. Dat meent Henk Hazeleger, systeemarchitect bij Leertouwer,technisch dienstverlener van zorgdomotica.
‘Gebouwautomatisering is een must. Dat is een gemakkelijke uitspraak waar iedereen zich in kan vinden’, begint Hazeleger in FMT Gezondheidszorg. ‘Ieder gebouw wordt begrensd door mogelijkheden op (bouw)technisch, en uiteraard ook op financieel, gebied.’ Voordat er na kan worden gedacht over de techniek, staat Hazeleger stil bij enkele belangrijke vragen. Zo wil hij weten wat het gebouw kan betekenen, wat er uitgestraald dient te worden en hoe het gebouw de bedrijfsprocessen optimaal kan ondersteunen.
Hazeleger wijst erop dat zowel bij nieuwbouw als bij verbouwing, moet worden nagedacht over het geheel: het gebouw, de inrichting en de uitstraling. Leidend zijn altijd de bedrijfsprocessen. ‘Het heeft geen zin te starten bij de techniek. Begonnen moet worden bij de kern door eerst de bedrijfsprocessen in kaart te brengen. Aan dat aspect kan nooit teveel aandacht worden besteed. Pas na die fase, en we dus weten wat er functioneel aan eisen en wensen leeft, kunnen we kijken naar de bijpassende techniek die dit voor ons kan faciliteren.’
De systeemarchitect zegt dat het vervolgens belangrijk is om de uitgangspunten te bepalen. Zo moet in een zorginstelling worden bepaald wat een goed slaapklimaat is, hoe fel de lichten moeten branden en hoe onnodig afgaande alarmering kan worden voorkomen. ‘Gewapend met deze uitgangspunten kunnen we de benodigde technologie kiezen en finetunen. Techniek is er immers genoeg. Voor alle wensen zijn slimme IoT-sensoren beschikbaar en uitgekiende software doet de rest.’
‘We moeten natuurlijk niet vergeten dat onze cliënten in de zorginstelling wonen. Aan een woonomgeving worden tegenwoordig andere eisen gesteld dan vroeger. Toen ging het voornamelijk over functionaliteit en beschutting. Nu denken we daar anders over en ontlenen we een deel van onze identiteit aan de woning’, besluit Hazeleger.